Recensie: Koos Dijksterhuis – Noordkrompen, zeeengelen en koffieboontjes

Recensie: Koos Dijksterhuis – Noordkrompen, zeeengelen en koffieboontjes


Noordkrompen, zeeengelen en koffieboontjes van Koos Dijksterhuis is voor alle strandjutters, verzamelaars en natuurvorsers. Er zijn zo’n honderdduizend soorten schelpdieren, in de meest buitenissige vormen en kleuren, en de noordkromp is de heilige graal onder de schelpen. Op Schiermonnikoog kom je deze zeldzame schelp soms tegen. Een noordkromp vinden is daarom het doel van menig strandwandelaar, en zeker van Koos Dijksterhuis, die zijn hele leven al gefascineerd is door schelpen. Schelpdieren zijn er van kolossaal tot minuscuul, tweekleppig of slakvormig, en hebben bovenal een avontuurlijk seksleven. Veel schelpdieren zijn tegelijk man en vrouw, ze kunnen elkaar tegelijkertijd bevruchten. Sommige kunnen, als ze eenzaam zijn, zelfs zichzelf bevruchten. Oesters doen hun erotische imago eer aan door in een massale orgie tegelijkertijd klaar te komen. Als ze dat doen kleurt de Noordzee melkachtig troebel. Koos Dijksterhuis schrijft meeslepend over de schelpdierwereld waarin je het zo gek niet kunt verzinnen.

ISBN: 9789045041230 – Uitgeverij Atlas Contact – Aantal pagina’s: 416 – non-fictie


*****

4 van de 5 sterren — Antoine


Start scrollen!

Vanaf hier weet je binnen één minuut of dit boek bij je past.

Recensie in één zin

‘Dijksterhuis maakt de biodiversiteit van het onderwaterleven zichtbaar.’

Wat heb ik aan dit boek?

*****

In Dijksterhuis’ boek komt, zoals hij zelf zegt, de wondere weekdierwereld aan de orde. En hoewel de subtitel van het boek een schelpenboek dat wel doet vermoeden, gaat het boek niet alleen over schelpdieren. Ook inktvissen en slakken vormen het onderwerp, die hun schelp in de vorm van een inwendig of uitwendig skelet hebben.

Het is een onmogelijke taak om alle weekdieren te bespreken. Dijksterhuis heeft daarom een selectie gemaakt van de belangrijkste en de meest voorkomende dieren, variërend van strandgapers tot nonnetjes en van pelikaansvoeten tot wenteltrapjes. Over de geselecteerde weekdieren worden grofweg de herkomst, afkomst, voeding, karakteristieken en wetenswaardigheden behandeld. Dijksterhuis wijdt verder een interessant hoofdstuk aan de verhouding tussen mensen en schelpen. Dit hoofdstuk wil ik niet onbesproken laten. Kortweg staat daarin vermeld dat schelpen nu meer dienen als decoratie, maar dat zij vroeger veelal ook een functie hadden. Zo werden schelpen en slakkenhuizen bijvoorbeeld als muziekinstrument of als betaalmiddel (de zogenaamde kauri’s) gebruikt. Helaas is het zo dat de relatie tussen schelpdieren en mensen een gecompliceerde is. Want: “Vervuiling, verwarming en verzuring van het zeewater vernietigen sluipenderwijs het leefgebied van zeedieren”, aldus Dijksterhuis.

Verder neemt Dijksterhuis ons mee naar de wereld van de zeeslakken, waarvan sommige schelpen  lijken op smakelijke, gedraaide softijstoeven. Maar schijn bedriegt, want onder de zeeslakken bestaan exemplaren die giftig zijn voor mensen en dieren. En roofslakken weten op ingenieuze wijze hun schelpdierenprooi op te slokken.

Als laatste is een kort hoofdstuk gewijd aan landslakken en naaktslakken. Het boek bevat zeer veel fotomateriaal.
— Antoine

Schrijfstijl

*****

Dijksterhuis hanteert een wetenschappelijke, maar alleszins begrijpelijke schrijfstijl met hier en daar enige humor. Hij geeft uitleg, zet onderzoeken uiteen en vult dit alles aan met interviews met weekdierdeskundigen en eigen waarnemingen van zoektochten op Schiermonnikoog en stranden in het buitenland. Het boek krijgt door het opnemen van zijn eigen waarnemingen een persoonlijke touch. Het doel van Dijksterhuis’ boek is informatief met als subdoel licht vermaak.
— Antoine

Passage uit het boek

‘Roofslakken wrikken, trekken, zuigen en rammen hun prooien open, en verder is er een slak die het bloed van zijn prooien aftapt. En die prooien zijn sidderroggen. Waarschijnlijk doet zijn hele slakkenfamilie dat, maar alleen van de nootmuskaathoren (Cancellaria cooperi) is het zowel in aquaria als in het wild gezien. De slak leeft ingegraven in het zand, tot er een sidderrog op hem komt liggen. Als er een rog in de buurt gaat liggen, kruipt de slak erheen. Maar als de afstand groter is dan ongeveer 25 meter, kruipt hij er niet heen. Waarschijnlijk kan hij de rog dan niet meer ruiken. De slak klimt op de roggenrug of –buik en steekt zijn zuigsnuit in een bestaand wondje of soms ook een lichaamsopening zoals bek, kieuw of anus. Als ie zo gauw geen wondje of kieuw vindt, bijt de slak zelf een wondje, waarna hij zijn snuit in het bloed steekt om dat op te slobberen.’

Voor wie is dit boek?

Zoals in de samenvatting staat vermeld zal het boek vooral lezers aanspreken die geïnteresseerd zijn in strandvondsten en verder schelpenzoekers en natuurliefhebbers vanaf dertig jaar.
— Antoine

Voor vrouwen of mannen?

vrouw-of-man

50%

50%

Hoe dik is de pil?

416 pagina’s
dikke-pil

Ook gelezen? Hoeveel sterren krijgt dit boek van jou?

 


boekiewoogie-beeldmerk



+ Er zijn nog geen reacties

Reactie toevoegen

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.